Een oproep tot scheiding

Schriftlezing: Genesis 12:1,2

                                     Vertaald uit het Engels door A.Weeda

 

    God riep Abram op om zijn huis en land  te verlaten, zodat God  hem tot een groot volk zou maken. Een volk waardoor de wereld in de toekomst gezegend zou worden (Genesis 12:3). Door het geloof deed Abram wat God vroeg en door zijn kleinkind, Jacob, ontstond het volk Israël.  Abram werd door God apart gezet om de vader te worden van een volk dat door God apart gezet zou worden. Alle mensen die gered zijn door de genade van God, door te geloven dat onze Here Jezus voor hun zonden is gestorven, begraven en opgestaan (I Korinthe 15:1-4), zijn door Hem apart gezet (Galaten 1:4, Romeinen 8:29,30, I Korinthe 6:11). Net zoals Abram werd geroepen om te verlaten wat hij kende en opnieuw te beginnen, moeten wij ook de dingen van de wereld en zonde verlaten, om voor Hem te leven (Romeinen 12:1,2). Wij zijn een nieuwe schepping en God heeft ons de bediening van verzoening gegeven (II korinthe 5:17-20).

   Was het moeilijk voor Abram  zijn land te verlaten? Misschien wel, maar hij deed wat God van hem vroeg. Hoe zit dat met ons? Is het moeilijk om de dingen van de wereld achter ons te laten, met zijn valse zekerheid, zonde en verwoesting? Het zou niet zo moeten zijn, maar veel van Gods kinderen houden, om de een of andere reden, vast aan wereldse dingen.  Het kan moeilijk zijn om ons af te scheiden van mede gelovigen wiens leer en misschien levensstijl tegenstrijdig zijn met het evangelie van genade (II Thessalonicensen 3:6, 14).Het is meestal zo dat dat deze vaak moeilijke dingen ons niet moeten verhinderen om geheiligd en apart voor God gezet te worden en te gaan leven door de Geest in plaats van door het vlees (Galaten 5:22-25; Romeinen 6:12,13).