DE DOOD AAN HET KRUIS

 

Er zijn vier woorden, die een ieder van ons, in verband met de dood van Christus op Golgotha, moet overdenken, om ten volle te kunnen waarderen wat onze Heiland daar voor ons heeft gedaan.

 

KRUISIGING

 

   Het is twijfelachtig of de mens ooit een wredere en vernederende  manier kan bedenken om zelfs de gemeenste misdadigers te executeren. De lichamelijke, folterende pijn alleen al gaat ons begrip te boven. De misdadiger was genageld aan een hout en bleef daar hangen, verwrongen van intense pijn, totdat hij, door koorts geteisterd, uiteindelijk stierf. Denk bovendien aan de vernedering zoals Hij daar hing, naakt, tot schande van het publiek. Het is geen wonder dat we in Filippensen 2:8 kunnen lezen dat Christus Zichzelf vernederde om gehoorzaam te worden “tot de dood, ja de dood des kruises”

 

PLAATSVERVANGING

 

   We hebben de betekenis van het kruis niet half begrepen, als we niet inzien dat Christus daar als onze Plaatsvervanger stierf, Die betaalde voor onze zonden!

  “Christus is gestorven voor onze zonden”( I Korinthe 15:3)

  “Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout”(I Petrus 2:24)

 

VERTEGENWOORDIGING

 

   Maar Christus was meer dan onze Plaatsvervanger; Hij was onze vrijwillige Vertegenwoordiger op Golgotha. Hij had een menselijke gedaante aangenomen, zodat Hij de mens voor God kon vertegenwoordigen en als Mens voor de mensheid kon sterven.

 

   “En gelijk het de mens gezet is, eenmaal te sterven, en daarna het oordeel; Alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om  veler  zonden weg te nemen.” (Hebreeen 9:27,28)

   “Maar wij zien Jezus… Die een weinig minder dan de engelen geworden was…opdat Hij door de genade Gods voor allen de dood smaken zou. (Hebreeen 2:9)

 

IDENTIFICATIE

 

  Als Christus mij vertegenwoordigde op Golgotha, identificeerde Hij Zich daar met mij, en ik wordt met Hem geidentificeerd als ik dit door het geloof aanneem. Paulus verklaart:

   “Ik ben met Christus gekruisigd, en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft” (Galaten 2:20)